Het is zaterdagochtend 10.30 uur, zwemjuffrouw Barbara begint met een spel: ‘Schipper, mag ik overvaren?!’ Alle kinderen zijn meteen enthousiast en gaan naar de zijkant van het zwembad. In spanning wachten ze af welke opdracht ze moeten doen om naar de overkant te mogen. Ik sta, met de andere ouders, in die rij met kinderen. Alleen. Mijn zoon is namelijk al aan de overkant, hij is bezig om zijn bommetjes te perfectioneren. Voor zijn leeftijd doet hij dit redelijk, oefening baart inderdaad kunst.
Ik vind het geweldig om hem daar zo te zien staan in dat zwembad, maar ik voel me ook enorm opgelaten. De scène van deze overduidelijke splitsing laat pijnlijk zien hoe ongemakkelijk dit is. Alle ouders en alle kinderen kijken namelijk uit op een jongen die zich niks lijkt aan te trekken van de zwemles.
Waarom luistert mijn kind nou als enige niet? En wat doe ik nu? Andere ouders hebben dit probleem niet, lijkt het, waar ligt dat aan?
Als kind was ik zelf verlegen, terughoudend en best rustig. Daar kan ik nu in mijn volwassen leven nog weleens last van hebben. Ik zou het mijn beide jongens gunnen om wat assertiever te zijn. Bereik ik dat op deze manier? Anderzijds ben ik van mening dat je wel moet luisteren naar de juffrouw, van haar kun je iets leren en daarnaast is het goed om te leren omgaan met autoriteit.
Terwijl alle kinderen luisteren, lekker zwemmen en oversteken, verdrink ik in mijn eigen dilemma. Ik roep mijn driejarige speelse dolfijn Lucius en probeer hem te vertellen dat hij beter kan leren zwemmen als hij de instructies opvolgt. Mijn goedbedoelde preek is natuurlijk gericht aan dovemansoren. Hij hoort mij sowieso niet, aangezien hij vaker onder het wateroppervlak te vinden is dan erboven. Mijn zoon is een soort miniversie van Jacques Cousteau in de Blauwe Golf.
Bied ik dus vrijheid of leer ik hem om te gaan met belangrijke omgangsregels. Daar drijf ik wat tussenin, tijd om er eens een boek bij te pakken en te kijken wat een wijs persoon hierover te zeggen heeft. Er zijn over een dergelijk onderwerp vast nuttige dingen geschreven.
In de ontwikkelingspsychologie beschrijft men dat kinderen vanaf drie jaar gaan beseffen dat ze zelfstandig willen zijn. Ze gaan zelf besluiten nemen en beginnen met het vormgeven van de persoon die ze willen zijn. Ze hebben daardoor ook vaker te maken met conflicten tussen luisteren en het verlangen om zelfstandig te opereren. Ook wordt in het boek de ontwikkeling van het zelfbeeld beschreven, en laat peuters en kleuters nou enorm last hebben van zelfoverschatting; capaciteiten en kennis worden op alle gebieden overschat. Hij kan dus al heel goed zwemmen en hoeft niet te luisteren!
Onderdeel van de ontdekkingsreis naar persoonsvorming dus, en naar ik verwacht herkenbaar voor veel ouders.
Misschien moet ik ook niet alles willen weten en uitpluizen, bedenk ik mij later, twijfels mogen er best zijn. Hij is nog jong en zwemt in een prachtig zwembad, natuurlijk ben je dan snel afgeleid. Wellicht is mijn ‘probleem’ eerder een niet-onlogisch verschijnsel.
Mocht je eens twijfelen over het opvoeden, er zijn prachtige boeken over geschreven, maar weet wel dat elk kind uniek is en dat elke ouder zijn of haar best doet en dit bovendien doet met de juiste intenties.
Ik drijf nog even verder in mijn zwembad vol dilemma’s, uiteindelijk ben ik ook slechts een ontdekkende Cousteau in deze wondere wereld die opvoeden heet.
Tot de volgende keer!
Abel Reitsma