Zoek op inhoud

Het is volstrekt normaal dat een kind het praten uitstelt terwijl het ondertussen een woordenschat verzamelt en vergroot; we noemen dit de ‘verzamelfase’ en deze gaat vooraf aan de ‘woordexplosie’. Tweetalige kinderen zijn  woorden en begrippen van twee talen tegelijk aan het verzamelen;  dat kost soms wat meer tijd.

Rond de eerste verjaardag zeggen de meeste kinderen hun eerste woordjes en daarna gaat de taalontwikkeling echt snel. Als ze anderhalf zijn kennen peuters zo’n 50 woorden en spreken ze meestal in éénwoord-zinnetjes. Langzamerhand worden woordjes tweewoord-zinnetjes, zoals “Niet slaap” en “Pappa slaap”. Peuters zijn uiterst nieuwsgierig naar alles dat rondom hen gebeurt. Ze wijzen vaak naar iets in de directe omgeving en willen weten wat het is of hoe het heet. Benoem de dingen en geef eenvoudige uitleg. Herhaal ook de woordjes die je kind zegt. Vul de één- of tweewoordzinnetjes aan. Bekijk samen babyboekjes en lees prentenboeken met duidelijke, eenvoudige verhaaltjes. Zorg dat het kind boekjes voor het grijpen heeft, en lees soms voor.

Naar mate de maanden verstrijken, begint jullie kind steeds meer te praten. De spreektaal wordt almaar belangrijker en lichaamstaal blijft actief deel uitmaken van de communicatie. Kinderen zijn ook steeds beter te begrijpen, vooral door het gezin en de mensen die het kind in het dagelijkse leven veel zien. Houd er rekening mee dat het belangrijker is DAT het kind praat, dan HOE het praat.

Na de tweede verjaardag beginnen kinderen te vertellen over wat ze zien of meemaken. Ga het gesprek met je kind aan en corrigeer je kind niet, maar  vul aan en herhaal woorden die je kind zelf zou gebruiken als hij of zij daartoe in staat was. Zeg daarom niet : “Nee, dat is niet goed”, maar zeg zelf de goede  zin voor.

Het is niet erg als je kind liever de ene dan de andere taal spreekt, of als het talen door elkaar gebruikt. Het doorelkaar gebruiken van talen is heel normaal en ook een waardevolle fase in de tweetalige ontwikkeling; kinderen zijn aan het experimenteren met de verschillende taalsystemen en leren door te oefenen het onderscheid ertussen.

Vanaf een jaar of drie komt de uitbreiding van de actieve woordenschat in een stroomversnelling. Het kind gebruikt langere zinnen en heeft bij het voeren van een gesprekje de hulp van zijn ouders niet meer nodig. De uitspraak van het kind is al duidelijker en het kan zichzelf gemakkelijker verstaanbaar maken. De nieuwsgierigheid van kinderen uit zich en het kind zal veel vragen stellen. Neem de tijd om te luisteren  en antwoord te geven op deze vragen; ze ontdekken de wereld om hen heen. Kinderen van deze leeftijd zingen en rijmen graag. Ook vinden ze taalspelletjes erg leuk.

TIPS:

  • Praat, zing en lach met jullie kind.
  • Benoem de dingen en geef eenvoudige uitleg.
  • Geef jullie kind de tijd om te praten.
  • Vul de dingen die jullie kind zegt aan en herhaal ze.
  • Maak (voor)lezen onderdeel van de dagelijkse routine
  • Taalmixen is niet erg.
  • Gebruik beide talen consequent en houd als ouder vast aan de eigen moedertaal.
  • Zoek een tweetalig kindcentrum.
  • Zoek een drietalige basisschool.
  • Onthoud dat ieder kind uniek is en zich in zijn eigen tempo ontwikkelt.
  • Kijk ook eens bij deze tips.

Als jij Fries tegen het kind praat en jouw partner Nederlands (of andersom) dan is het mogelijk dat jullie kind een voorkeurstaal begint te ontwikkelen.  En vaak is dat het Nederlands, omdat dat de maatschappelijk sterkere taal is. Het is normaal dat het kind op deze leeftijd een voorkeurstaal heeft. Het is belangrijk dat ouders in beide talen genoeg input geven. De cruciale factor is BEHOEFTE. Het kind moet gaan inzien – meestal gaat dat onbewust  – dat hij beide talen nodig heeft in het dagelijks leven. Anders wordt de minderheidstaal niet verder ontwikkeld.

Kijk op www.taalgroeimeter.nl voor meer informatie over taalontwikkeling van peuters.