Als kinderen naar de groep 1 van de basisschool gaan zijn de basistaalvaardigheden aanwezig en begrijpen ze het meeste van wat ze horen. Als een kind tweetalig wordt opgevoed, begrijpt het kind bijna alles in beide talen. Stukje bij beetje ontstaat het taalbewustzijn – het verschil kunnen maken tussen vorm en betekenis van een woord en krijgt het kind interesse in letters en tekst.
In groep 2 komt het eindstadium van de taalontwikkeling in zicht. Ongeveer driekwart van wat het kind zegt kunnen onbekenden al goed verstaan. De algemene structuur van de taal / talen krijgt vorm; woorden worden steeds meer tot zinnen gevormd. Maar van een goede grammatica is nog geen sprake. Kinderen van deze leeftijd maken bij het vervoegen van werkwoorden fouten als ‘valte’ i.p.v. viel. Ook gebruiken ze soms nog woorden in meerdere talen in één zin. Dat komt omdat het kind nog steeds met de talen aan het experimenteren is.
Praat, zing en lees thuis veel met het kind en doe dit zoveel mogelijk in de minderheidstaal
Laat het kind merken dat je geïnteresseerd bent en het leuk vindt dat hij met taal/ talen bezig is. Praat, zing en lees thuis veel met het kind en doe dit zoveel mogelijk in de minderheidstaal (bijv. Fries, een dialect of andere taal). Het kind komt op deze leeftijd in aanraking met de buiten wereld en dus ook met de meerderheidstaal (Nederlands). Voor de verwerving van meerdere talen is een stimulans in de minderheidstaal van belang.
Vanaf een jaar of 5, 6 kunnen kinderen steeds beter rekening houden met hun gesprekspartner. Het kind kan zijn taalgebruik steeds meer aanpassen aan de persoon waarmee ze spreken. Kinderen die vanaf de geboorte twee talen tegelijk leren, kennen op 5-6 jarige leeftijd, eigenlijk voor alle begrippen de woorden in beide talen.
TIPS:
- Doe taalspelletjes; rijmpjes, raadseltjes en mopjes lenen zich hier goed voor.
- Maak voorlezen onderdeel van je dagelijkse routine.
- Gebruik ook eens een van de vele leuke ABC – boeken met aardige rijmpjes
- Stimuleer het gesprek door open vragen te stellen, zoals: “Wat bedoel je?”, “En toen?”, “Wat zei hij toen?”, “Wie was dat?”
- Geef jullie kind de tijd om te praten.
- Vul de dingen die jullie kind zegt aan en herhaal ze.
- Onthoud dat wij, volwassenen, gewend zijn het woord te voeren.
- Wees geïnteresseerd in talen.
- Taalmixen is niet erg.
- Gebruik beide talen consequent en houd vast aan de eigen moedertaal.
- Zoek een drietalige basisschool.
- Stimuleer rollenspel, maar vergeet de Friese taal niet.
- Onthoud dat ieder kind uniek is en zich op zijn eigen tempo ontwikkelt.
- Kijk ook eens bij deze tips.
Kleuters voeren graag rollenspelen uit. Dit doen zij vaak in het Nederlands, omdat zij toneelspelen. Dat is heel normaal, maar stimuleer ook toneelspel in het Fries, door zelf bijvoorbeeld het Friese personage te spelen.
-> Kijk op www.taalgroeimeter.nl voor meer informatie over taalontwikkeling van kleuters.